vrijdag 28 oktober 2011

Grote woorden van een kleine profeet

Vorige week is in allerlei kerken over de hele wereld ‘Micha Zondag’ gevierd, onderdeel van de Micha Campagne tegen armoede en onrecht in de wereld. Micha was één van de 'kleine profeten’ in het Oude Testament en tijdgenoot van Jesaja. Jesaja was een neef van koning Hizkia en had toegang tot het hof. Toch zag hij vlijmscherp hoe ongeloof tot onrecht leidde en sprak zich daar ook luid en duidelijk tegen uit. 'Zonde' is niet alleen ongehoorzaamheid aan God, maar ook wat je je medemens onthoudt of berokkent. Micha was een gewone boer en zag van dichtbij wat er met het volk gebeurde. De armen werden uitgebuit door de hebzucht en harteloosheid van de rijken. Gods wet, die de rijken opdroeg te zorgen voor de armen, werd met voeten getreden. Wie schulden maakte, werd uit zijn huis gezet of zelfs tot slaaf gemaakt. Weduwen en wezen genoten geen enkele bescherming meer, ze waren rechteloos en hulpeloos. Rechters en regeerders waren corrupt en spraken vooral de taal van het geld.

Micha was een profeet, een ziener zoals dat toen genoemd werd. Niet alleen omdat zulke mensen bovennatuurlijke dingen zagen, maar omdat ze de gewone dingen zagen met Gods ogen. Profeten liepen niet met hun hoofd in de wolken, maar stonden met beide benen in de modder. Liefde maakt soms blind, maar geloof zeker niet. Micha zag het onrecht en wist dat God het met afschuw zag. Hij voelde het als een loden last die op hem drukte. Daarom kwam hij namens God in opstand tegen de wereld van de vrome rijken, die God 10% gaven van wat zij de armen ontroofden.

Bijbels geloof gaat niet alleen om de hemel, maar ook om de aarde. Die heeft Hij geschapen en zal Hij ook nieuw maken. Gods gerechtigheid gaat niet alleen over de vergeving van mijn schulden, maar ook om wat ik doe aan de schulden van de hulpelozen dichtbij en veraf. Dat maakt het Onze Vader elke keer weer duidelijk. Christenen moeten niet alleen brood en wijn met elkaar delen in de kerk, maar ook water en brood uitdelen in de wereld. Talloze mensen missen niet alleen het ‘levend water’ en het ‘brood des levens’, maar sterven van de honger en de dorst. En vaak zijn wij, zonder het te weten, mede schuldig aan hun dood, omdat zij van hun grond en hun bronnen beroofd worden door grote bedrijven die voor de rijke landen grondstoffen verbouwen. Biobrandstof, suikermaïs en soja in plaats van geiten en gierst.

Micha’s rijken protesteerden: “Maar wat wil God dan van ons? Grotere offers, mooiere rituelen, versieringen in de tempel?” Een enkeling stelde zelfs de onzalige vraag: “Wil God dan kinderoffers?” En Micha kon bijna niet geloven dat Gods volk zo hardleers was: “Niets van dat al! Wat God wil, is dat jullie doen wat goed is voor je medemens en zorgen voor recht en barmhartigheid”.

Als moderne christenen hebben we de laatste honderd jaar een gigantisch gat in ons geloof gehad. We zijn gaan geloven dat wij voor de hemel bestemd zijn en dat zulke aardse zaken als een rechtvaardige samenleving bij de oude bedeling voor Israël hoorden. Zij waren het zand aan het strand, wij de sterren aan de hemel. Liedjes als “This World is not my home, I’m just a-passing through ..”  en “I’ve got a home in gloryland ..” spreken boekdelen. 
Maar Jezus’ woorden in de Bergrede en zijn toespraak over de schapen en de bokken in Mattheüs 25, al zijn verwijzingen naar de armen, laten zich niet op die manier van hun “bite” beroven. Gods wet zou van kracht blijven zolang er een ster aan de hemel staat, en we kunnen alleen het koninkrijk van God binnengaan als onze gerechtigheid groter is dan die van de farizeeërs en schriftgeleerden – gedreven door liefde, omdat Hij ons zelf mateloos heeft liefgehad. Hoe kun je een Scrooge zijn als God je genade op genade geschonken heeft?
God heeft een arm volk uit Egypte verlost en opgedragen net zo ruimhartig voor anderen te wezen als Hij voor hen was. Hij bracht dat samen met zijn discipelen ook in praktijk. Judas beheerde de kas waaruit zij samen aan de armen gaven. Jezus heeft ons in zijn gelijkenis van de twee knechten met een schuld opgedragen net zo ruimhartig schulden van elke soort kwijt te schelden als Hij ons vergeving en nieuw leven gegeven heeft. Jakobus, Jezus' broer, heeft de Bergrede in zijn oren geknoopt als hij schrijft: "Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven." (Jak 1:27) En dat deed de vroege kerk.
Het einde van de Bijbel is niet dat wij naar de hemel gaan en de aarde vergaat, maar dat God naar de aarde komt om onder ons te wonen. Dan komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont. God, de koning van hemel en aarde, zal recht doen en alle onrecht en ellende uitdrijven.

Liefde maakt blind, maar geloof niet. Echt geloof kan zijn ogen niet sluiten voor alle nood in de wereld. De geestelijke nood, maar ook al het onrecht dat de duivel, de moordenaar sinds het begin van de schepping aanricht door zijn handlangers – en soms zelfs in onze naam. De nood van onze medechristenen in de eerste plaats, maar ook die van anderen. En ja, we moeten dweilen terwijl de duivel de kraan openzet. Dat is barmhartigheid en recht. Die agapè liefde moeten wij, zegt Petrus, niet alleen hebben voor onze geloofsgenoten, maar voor alle mensen. Dat is het kenmerk van het Koninkrijk van God!