woensdag 10 oktober 2012

Kyrieleison

Gisteren was het precies vier maanden geleden dat Tobias overleed. De wereld draait door, maar voor ons is zaterdag 9 juni 2012 de dag waarop zijn hart stopte en het onze brak.
We zijn samen bij zijn graf geweest. Willemien en Liesbeth hebben het afgelopen zondag verzorgd met bloeiende planten in helderblauw en geel. Vrolijke kleuren als herinnering aan zijn opgewektheid en humor. Twee kleine zonnebloemen als heenwijzing naar de zon van de gerechtigheid die straks opgaat. Straks, als de graven open gaan.
Tobias ligt tussen een heel groepje jonge jongens en mannen, viel ons nu op.  Veel grafschriften zijn troostrijk. "Hij is naar Huis" staat boven de jongeman naast hem. "Kyrieleison, Heer ontferm U" bij een ander. Geloof en hoop zijn in dat paadje op de dorpsbegraafplaats bijna tastbaar. Het troostte. En gelukkig scheen de zon.

Een steen staat er nog niet. Maar op mijn hart lag en ligt die wel. Ik heb ooit gehoord dat Berbers in de Atlas een steen op een dadelpit legden om de wortels van een nieuw palmpje diep in de grond te dwingen. Zo heb ik gekozen om met deze steen mijn hart dieper in Gods grond te dwingen. Inmiddels blijf ik uitkijken naar het moment dat de zon van de gerechtigheid opgaat. Uw koninkrijk kome. Kyrieleiseon.

dinsdag 10 juli 2012

Door de wind gaan

In de vier weken sinds het overlijden van Tobias is er stilaan een verandering gekomen in het verdriet. Het flakkert minder fel en hoog op maar is als een voortdurende ondertoon aanwezig. Ik ga ermee naar bed en word er mee wakker. Op allerlei momenten overvalt het me. Als ik in de auto een CD opzet (o ja, die draaiden we de laatste keer dat we samen door Frankrijk terug reden naar huis), als we boodschappen doen in Zierikzee (o ja, daar ging hij altijd even kijken), als ik 's avonds zijn warme vliesjack aan doe, als we iets van hem weggeven aan een vriend. Het is, zoals vaak verwoord, steeds aanwezig als een zware deken, als een moeheid en lusteloosheid.

Willemien en ik lezen deze weken allebei over rouw, verdriet, de opstanding, de hemel. We zoeken herkenning, hoop, antwoorden. Sommige teksten leggen we al snel weg. Woorden als "rouwverwerking" vallen verkeerd, roepen verzet op. Rouw verwerk je niet, daar ben je nooit mee klaar. Die gedachte voelt als verraad. Alsof we ooit het verdriet over Tobias zouden kunnen wegzetten op zolder. Daarvoor was hij ons te lief en te kostbaar. Het zal door de jaren heen anders worden, maar nooit verdwijnen. Ik herken nu wel veel van het doolhof waar professor ter Horst over schreef vanuit het verdriet om het overlijden van zijn kind en later zijn vrouw. Je dwaalt en komt regelmatig terug op een plek waar je eerder geweest ben, bij dezelfde herinnering, emotie, gedachte, pijn.

Maar over de weken is mijn koers geleidelijk verlegd. In de eerste weken overheerste de klacht, de opstand, het protest, het niet-begrijpen, schreeuwen om troost. Dat is er allemaal nog steeds, maar ik besef dat ik nooit begrijpen zal waarom Tobias zó moest sterven en dat ik antwoorden op die andere vragen alleen maar vinden zal in God zelf. De pelgrimspsalmen brengen een mate van rust die dieper gaat dan 'berusting' (dat heeft me een te moedeloze grondtoon), maar de klaagliederen van Jeremia treffen een gevoelige snaar. Met Psalm 123 kijk ik op naar God om troost. Maar de psalmdichter vergelijkt zichzelf met een dienaar die voortdurend geconcentreerd is op zijn meester, om zijn geringste wenk te gehoorzamen. Ik verwacht troost, maar realiseer me dat God niet in mijn dienst staat - ik sta in de zijne. Jeremia's klacht over de verwoesting van Jeruzalem en de talloze doden heeft wel een heel andere achtergrond, maar resoneert in mijn hart. Zijn rouw is zo anders maar toch zo herkenbaar. En hij neemt me mee als hij in zijn derde hoofdstuk zijn verdriet een hoopvolle wending geeft: na de ellende zal God zeker troost brengen. "Ik druk mijn mond in het stof, misschien is er hoop". Dat is een houding van overgave, onderwerping. Geen opstand, zelfs geen protest meer, maar wachten op wat God gaat doen. Hij heeft beloofd dat Hij alles ten goede zal doen meewerken voor degenen die Hem liefhebben. Dat neemt de pijn niet weg en maakt het gemis niet kleiner, maar mengt hoop door alle emoties. Het verandert "waarom?" in "waartoe?"

Rouwen is zwaar werk, dat schreef ik al eerder. Na de eerste stappen in het "gewone leven", een ontmoeting met een vriendengroep, voelden we ons bijna uitgeput. Ook bewust troost en hoop zoeken bij God  (die geweldige belofte waar ik naar hunker) vraagt soms grote inspanning. Hebreeën 6:19 geeft daar zo'n mooi beeld van. "Wij hebben de hoop als een anker voor onze ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan". Op het schilderij van Mesdag zie je Scheveningse vissersschuiten de zee op gaan. Dat ging op een heel aparte manier die je kunt herkennen als je heel goed kijkt. De bomschuiten lagen bij eb op het strand en hun zware anker lag een eind terug in zee. Bij vloed kwamen de schuiten vlot. Dan gingen de knechten aan de windas staan en wonden met inspanning van al hun krachten (kijk maar eens goed naar het achterschip waar ze kromgebogen rond dat rad staan) het ankertouw op, totdat de schuit strak aan de wind van het strand kon weg zeilen. In Handelingen 27:30 lijkt het omgekeerde te gebeuren. Paulus' schip kan tegen de storm in niet bij de veilige haven komen en daarom willen de matrozen ankers uitzetten en het schip daaraan de beschutting binnen 'keggen'.
Ons schip ligt nu ook in een storm en hoge zee, maar ons anker ligt al in de veilige haven. Aan dat anker kan ik mijn ziel met al zijn pijn biddend, denkend, strijdend binnen trekken in de vrede met God. Jezus is opgestaan en zit in de heerlijkheid van de Vader op zijn troon. Hij nodigt mij uit om met alle pijn binnen te komen en daar barmhartigheid, genade en hulp te ontvangen.
Het anker reikt tot achter het voorhangsel. Dat heeft iets mysterieus. Veel van wat ons overkomt begrijpen we niet. God zelf lijkt in deze omstandigheden soms zo onbereikbaar, zo onbegrijpelijk, verborgen achter dikke, donkere wolken. Deus absconditus. Maar Hij is er wel en Hij nodigt me uit om de stilte te vinden en na de worsteling te rusten in zijn armen.

maandag 2 juli 2012

Psalm 121


Langs de pelgrimsroute van Jericho naar Jeruzalem (januari 2012)

A Pilgrim Song (The Message)

1-2 I look up to the mountains; does my strength come from mountains? No, my strength comes from God, who made heaven, and earth, and mountains.
3-4 He won't let you stumble, your Guardian God won't fall asleep. Not on your life! Israel's Guardian will never doze or sleep. 
5-6 God's your Guardian, right at your side to protect you— Shielding you from sunstroke, sheltering you from moonstroke. 
7-8 God guards you from every evil, he guards your very life. He guards you when you leave and when you return, he guards you now, he guards you always.
We zijn pelgrims en dit deel van onze reis voert door de woestijn. Peinzen over de pelgrimspsalmen geeft nieuwe kracht. Shir hamma'alot, Frodo's elfenbrood. 

zondag 1 juli 2012

Leven om de leegte heen

Drie weken is het nu sinds Tobias stierf. Rouwen is zwaar werk. We leven samen om de leegte heen. Een grote lege plek, omdat Tobias zoveel aandacht en zorg vroeg, maar ook zoveel vrolijkheid bracht. Rare grimassen en gekke stemmetjes, perfecte imitaties en malle woord-spelingen. Groepsknuffels, "bear hugs". My preciousss.
De lege bank waar hij na de behandelingen van de laatste twee jaar steeds op lag, de lege stoel waarin je hem kon uittekenen met zijn tablet of smartphone, de eetkamer-tafel waaraan hij de laatste weken nog wetenschapsfilosofie studeerde. Want straks is alles voorbij en kan hij eindelijk weer normaal verder met zijn studie ... Er zijn mooie herinneringen die we koesteren, maar ze wegen niet op tegen de leegte.
Alles herinnert aan hem. Zelfs twee kwetterende koolmeesjes vanmorgen, een ouder met jong, maakten me jaloers: jij wel, ik niet meer. De plotselinge steek als op zijn facebookpagina de melding binnenkomt: "Je hebt zoveel gemist sinds je laatste activiteit". Of: "X wil vrienden met je worden". Wat is dat voor een vriendschaps-verzoek, drie weken na zijn sterven? Maar ook de ontroerende posthume post van een oud-klasgenoot: "Rust in vrede, vriend". Dat was toen ook een beetje een buitenbeentje, maar hij is nu toegelaten tot de pilotenopleiding en kan zijn droom gaan waarmaken. Het is hem van harte gegund. Maar toch weer even: waarom kon, mocht dat met Tobias niet?

Het klopt niet. Het blijft niet kloppen en zal nooit kloppen. Met de dood en zeker met deze dood zal ik nooit vrede hebben. De dood hoort niet thuis in Gods goede schepping. Ik kan de dood alleen als tijdelijke bittere realiteit aanvaarden. Er komt een dag dat de dood zal sterven. Wacht maar, monster! 
Soms flakkert de opstand weer even op, een bittere vraag naar de hemel: waarom moest dit nou zo? Waarom kon hij niet wakker worden uit die narcose, herstellen en verder leven? Waarom konden de artsen maar niet vinden wat hem scheelde? Waarom moest hij wegglijden van onder de handen die we biddend en smekend op zijn hoofd legden? Waarom kon God niet ingrijpen en voorkomen dat dit jonge leven bruut werd afgebroken?  Soms komt me het beeld weer voor ogen van de afgebroken betonnen zuilen  op het kindermonument in Yad Vashem, symbool van zoveel afgebroken kinderlevens. Ook dat van Tobias is afgebroken, nog voordat hij op die palen een eigen levenshuis kon bouwen.

Ik kan niet geloven dat God hem wegnam. Alsof Hij vond dat 21 jaar en 6 weken voor dit mensenkind genoeg waren. Ik geloof dat God almachtig is en soeverein. Maar ook dat Hij een Vader is en liefde. Nee, het was niet God die hem wegnam.  Ik krijg het niet goed passend.   Nee, ik kan niet geloven dat God dat deed. Ik geloof dat Hij mee lijdt met ons stervelingen, maar niet machteloos meehuilend zoals Harold Kushner ooit schreef. Hij huilt mee, maar machteloos is Hij niet. De duivel is niet meer dan de kettinghond van God. Maar waarom is die ketting zo lang dat de hond ons grijpen kan? Waarom laat God het toe? En waarom al zo lang? Waar blijft de dag van zijn komst? Wanneer wordt dan eindelijk de duivel met die ketting gebonden en samen met de dood in de vuurzee geworpen? Ik kan geen vrede hebben met de dood, met deze dood. Ziekte en dood horen niet thuis in Gods goede schepping. Ik kan alleen de tijdelijke bittere realiteit van de dood aanvaarden. Straks zal de dood sterven, als de overwinning van de Opgestane tenslotte doorbreekt. Wacht maar, monster, jouw tijd komt!

Die dag zal zeker komen. Dan zullen de doden die in Christus gestorven zijn opstaan, ook Tobias. Dan zullen we elkaar weerzien. Hoe het precies zal zijn, weet ik niet. Er is heel veel dat ik niet weet. Maar ik reken op Gods liefde. Dat is mijn hoop, maar die wist het gemis niet uit.
Ik wil niet alleen treuren en me verslagen herinneren wat geweest is. Dat doe ik en ik zal niet vergeten, want Tobias was een kostbaar mens. De rouw over zijn verlies zal nooit verwerkt zijn. De wond zal altijd blijven, ook al zal hij minder rauw zijn. Maar ik probeer mezelf te richten op wie God is, mezelf opnieuw in Hem te wortelen en te verankeren - zoals ik lang geleden in de kas de tomatenplanten in de leidraden vlocht om ze te richten op het licht. Zoals ik in het zware jaar van Tobias' geboorte mijn nagels zette in de zekerheid van de woorden "de Vader der barmhartigheden, de God van alle vertroosting" (2 Kor 1:3). Vanwege die troost kreeg Tobias toen zijn naam. Daar wil ik mij opnieuw aan vast klampen. God is goed, Hij is mijn Rots.

zaterdag 23 juni 2012

Tears in Heaven

Gisteren, precies een week na de afscheidsdienst en de begrafenis van Tobias, was een zware dag. Na een paar mails kwam ik nauwelijks tot iets. Ik voelde me alleen maar erg moe en somber. Vanuit mijn stoel keek ik naar zijn foto die ook op de kist had gestaan. Op die foto ziet Tobias er nog zo levend uit. De wat mollige hand die op de tafel rust lijkt elk moment weer te kunnen gaan bewegen. Dat ontspannen moment, even uitrusten met een kopje koffie naast de Notre Dame, toen nog met de gedachte dat de kanker bedwongen was en de toekomst weer open lag, dat moment krijgt in mijn gedachten weer drie dimensies. Ik voel me bijna in die foto gezogen, alsof ik het moment en daarmee Tobias weer tot leven kan brengen.
Huilen doe ik niet, ook al ben ik wel eens jaloers op Willemien die meermalen in huilen uitbarst. Dan denkt ze weer terug aan alles wat hij geduldig doorstaan heeft om maar beter te worden en dat het uiteindelijk vergeefs was.

Ook de eerste paar dagen kon ik niet huilen. Ik had een klem op mijn borst, een zware hartslag en voelde me daar inwendig fysiek bont en blauw. Het verdriet over het gemis was en is immens. Het is zo onwezenlijk dat een jong mensenkind met al zijn gevoelens, gedachten en dromen zomaar weg is - uitgestuft, weggewist als krijtletters op een schoolbord.
Maandagmorgen vroeg zocht ik op YouTube Tears in Heaven van Eric Clapton weer eens op (http://www.youtube.com/watch?v=VRsJlAJvOSM), dat hij schreef na de dodelijke val van zijn zoontje Connor in 1991 (het jaar dat Tobias geboren werd). Dat had ik me de afgelopen maanden herinnerd, zonder enig verband te zien met onze eigen situatie. Toen had ik ontroerd medelijden met Clapton die zong of zijn zoontje hem in de hemel wel zou herkennen en zijn wel zou vasthouden, als hij daar zou komen. But I don't belong there. Ik vond het toen zo triest dat Clapton zichzelf geen kans op de hemel gaf. Die maandagmorgen begreep het ineens heel anders, want ik voelde precies het zelfde: Tobias is in de hemel, dat geloof ik vast, maar ik ben  daar niet. Ik ben hier en kan daar nog niet komen. Ik kan hem hier op aarde nooit meer huggen. Nooit meer samen gekke grappen maken of samen studeren - hij op Egyptische tempels en kosmologie en ik op het bijbelse scheppingsverhaal. Toen heb ik voor het eerst onbeheerst gehuild.
De ontreddering dat het nu al moeite kost om zijn stem in gedachten weer te horen. De troost dat hij nu in de hemel is, de troost van de opstanding - ik geloof het, wil het geloven. Maar ik zou hem willen aanraken, horen, ruiken. En dan voelt de opstanding nog zó ver. Er zijn in deze dagen momenten geweest dat ik het gevoel dat al mijn dromen met Tobias gestorven zijn (wat niet eerlijk is tegenover Liesbeth en Johannes). Soms verlang ik dan naar de dood, om hem tenminste weer bij me te hebben.
Ben Witherington heeft gelijk als hij schrijft dat ons verdriet vooral verdriet is om ons, ons gemis. Zijn dochter en mijn zoon zijn in de hemel, de pijn voorbij. Mag ik dan ook niet rouwen om een leven dat veel te vroeg is afgebroken, om al die talenten en dromen die onvervuld blijven? Is dat kritiek op een God die gegeven en genomen heeft? Ik denk het niet. Ik kan het niet zo zien dat God Tobias 'genomen' heeft. De duivel is de mensenmoordenaar sinds het begin. Ziekte en dood zijn vijanden die in Zijn goede schepping zijn ingebroken. Ze horen hier niet. Hier zijn we niet voor bedoeld. God tolereert de inbreuken van de vijand tot op zekere hoogte, maar zal er op Zijn tijd een eind aan maken. Dat heeft Hij al gedaan in Jezus' sterven en opstanding en met de hele schepping kijk ik uit naar het moment dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komt, waar geen dood, rouw of pijn meer zijn zal. Dan zullen wij Tobias opnieuw mogen omhelzen.

Ik vind het onbegrijpelijk dat God ons gebed en dat van zoveel vrienden niet heeft verhoord. Natuurlijk komen er ook mensen langs met goedbedoelde redenen waarom Hij het niet gedaan heeft. Ik hoor ze aan, word soms heel diep van binnen boos, maar glimlach mat - ze bedoelen het zo goed, maar slaan soms zo de plank mis. Soms ben ik even kwaad op Hem - is dát nou een Vader? Maar dat is niet meer dan een vluchtig moment. Ik ben zo blij dat God ook in de psalmen mensen laat razen, spugen tegen de wind in. Ik hoef me bij Hem niet aan een hofetiquette te houden. Daarvoor houdt Hij teveel van ons mensen. Dat weet ik.
Maar ik wil me niet aan die kwaadheid overgeven. Daarvoor houd ik teveel van Hem en betekent Hij teveel voor mij.
Ik heb in stilte en hardop de Vader tientallen malen gedankt voor al het goede dat Hij ons Tobias gegeven heeft - onze wonderlijke, lieve, dappere, dwaze en goedige reus met het kinderhart. De GVR noemde een vriendin hem - de Grote Vriendelijke Reus. Ook voor alle mooie herinneringen en dromen, ook al zijn ze zó bruut en onbegrijpelijk afgebroken. Tobias, God is goed.

dinsdag 19 juni 2012

Een gat in mijn hart

Er is een gapend gat gevallen. Dat is niet dat ik een half jaar niet geblogd heb, maar de reden daarachter - het enorme gemis in ons gezin. Twee weken geleden mailde ik aan onze vriendenkring: 


"Met intens verdriet delen we jullie mee dat onze lieve Tobias afgelopen zaterdagmorgen om 10 voor 8 overleden is. Hij heeft gevochten tot zijn hart het opgaf. Tot het laatst hebben wij met hem meegevochten in onze gedachten en gebeden. Met een laatste noodkreet hebben we de Vader gevraagd zijn leven te sparen maar Hem anders in zijn vrede op te nemen. Vrijwel direct stopte zijn hart. Het troostte ons een beetje dat hij er heel vredig bij lag, alsof hij bij zichzelf grinnikte over alle lieve dingen die wij in tranen over hem stonden te vertellen. We voelen allemaal een immens gat in ons leven. Ons maatje is weg. Hij kon zo gek doen, maar was zo ontzettend lief, behulpzaam en vriendelijk voor iedereen die hij tegenkwam. Dan voelt het zo onbegrijpelijk en oneerlijk aan dat juist hij het na twee en een half jaar dapper vechten tegen kanker, spuiten en ziekenhuizen zo plotseling moet verliezen van iets waar de artsen nog steeds geen vinger bij kunnen leggen. Zo’n beer van een vent met het hart van een kind. Twee weken geleden maakten we nog vakantieplannen voor “straks als je helemaal bent opgeknapt”. Nu is er een gapend gat in ons leven en onze toekomst. Ja, we geloven met hart en ziel dat hij nu bij God is en dat we elkaar straks weer zien zullen, maar het lijkt of alle adrenaline in ons lijf hem weer tot leven probeert te wekken.

We zijn jullie ook allemaal heel dankbaar voor alle meeleven en meestrijden in de afgelopen jaren en vooral in de laatste weken. Het heeft heel erg veel voor ons betekend en doet dat nog steeds. Vergeef ons dat wij ons de eerste dagen en weken een beetje op de familiekring terug trekken. Jullie liefde warmt ons meer dan we zeggen kunnen, maar nu is het verdriet zo groot dat we ons in stilte aan God en elkaar vastgrijpen. Aan het begin van zijn leven noemden we hem “Tobias” – “God is goed”. Bidt dat we dat allemaal van ganser harte mogen blijven zeggen, ook al worstelen we intens met het onbegrijpelijke. Bij alle zorg is hij 21 jaar en 6 weken lang een groot geschenk en levensgeluk voor ons geweest.

In Hem verbonden en leunend op jullie voorbede, Hans en Willemien Wulffraat."

Rond mijn laatste blog in 2011 hoorden we dat er na alle chemokuren en bestralingen toch nog kanker was overgebleven . Vlak naast zijn lever en net buiten het eerder bestraalde gebied in zijn borst. Er zou nog een chemotraject moeten volgen. Een BEAM-kuur met 3 weken tot 3 maanden isolatie in het EMC, waarin zijn eigen eerder geoogste beenmergstamcellen weer getransplanteerd zouden worden om zijn weerstand sneller te laten herstellen. Tobias keek erg tegen het isolement op - 'bubble boy' zijn was een verschrikking voor hem. Maar hij zette zich er moedig overheen en werkte dapper mee. Zelfs toen hij tenslotte toch zijn haar verloor (een jaar eerder nog zijn schrikbeeld), zei hij ironisch: "staat niet eens zo slecht - ik lijk wel een marinier". Alles ging zo goed, dat hij na een minimum in isolatie werd ontslagen uit het EMC. 

We herademden. Alles leek voorbij. Alle bloeduitslagen waren goed, ook twee weken later bij de controle. En toen begon hij te hoesten. Ergens tussen hemelvaart en pinksteren. De gebruikelijke allergische reactie in de hooikoortsperiode, zei hij. Maar het werd erger en hij kreeg het steeds benauwder. Huisarts. Spoedeisende hulp. Terug op Oncologie/Hematologie. 's Zondags na pinksteren werd ik net voor mijn preek uit de dienst gehaald. Hij moest naar de IC. Aan de beademing, steeds meer. Toen onder narcose, omdat zijn hart nu al bijna een week als een razende sloeg en hij uitgeput raakte. We konden nog met zijn drietjes bidden en hem aan Gods genade opdragen. "Slapen" was alles wat hij nog kon uitbrengen. De hoop was dat hij na vier dagen of desnoods vier weken onder narcose bij zou komen. Na een dieptepunt leek het ook die kant op te gaan. De koorts zakte, hij begon weer zelf ademimpulsen te geven, de ontstekingswaarden in zijn bloed halveerden en toen nog eens. Maar in de nacht van vrijdag op zaterdag kwam er een fatale wending. De uiterste middelen werden ingezet, maar niets hielp meer. Verbijsterd en radeloos zaten we rond zijn bed toen zijn hart stopte, nog even terug leek te komen en toen opnieuw en definitief stopte.

Dit kan niet. Dit hoort niet. Zo'n lief mens, zoveel gebeden, zoveel geleden, zo'n lange weg afgelegd. Ouders horen hun kind niet overleven. De pijn is intens. En soms is er tussendoor ineens de gedachte dat dit zó wreed is van God. Dit kan Hij toch niet maken! Dit staat toch haaks op alle beloften in de Bijbel!
En meteen leg je een hand op je mond. Zo kan en wil ik niet denken. Ik wil blijven vertrouwen in zijn goedheid (ook al twitterde iemand heel kwetsend dat dat een waandenkbeeld is). Ik worstel met mijn geloof, met de vijand die het mij probeert te ontnemen. Ik heb niet de illusie dat dat een kort gevecht gaat zijn. Maar ik hoop en bid dat ik door Gods genade 'de pijn mag omzetten in heerlijkheid'. Die flard uit Teleurgesteld in God van Philip Yancey schoot me in die eerste radeloze 48 uur te binnen.

Het was als een troostende hand op mijn schouder toen ik gisteren via een tweet van Christianity Today ontdekte dat Ben Witherington - een nieuwtestamenticus waar ik de afgelopen jaren veel van geleerd heb - een klein boekje heeft geschreven na het plotselinge overlijden van zijn dochter Christy afgelopen januari. In hem vind ik onverwacht een reisgenoot die zich door dezelfde strijd heen worstelt.

Als God het geeft, wil ik de komende tijd met de nodige terughoudendheid wat van mijn vragen, antwoorden en worstelingen met jullie delen. Tobias betekent "God is goed". En dat is Hij.