Vanaf het allereerste begin -onze stamvader en -moeder- hebben wij mensen gedaan wat niet goed was, tegenover elkaar en tegenover de schepping. We sloegen Gods geboden in de wind met verschrikkelijke gevolgen voor onszelf, onze medemensen en de wereld.
Het evangelie gaat niet zozeer om de vraag "Hoe kan ik sterven, en: waar ga ik dan heen?" als wel "Hoe kan ik LEVEN?" Het evangelie heeft zeker belangrijke dingen te zeggen over een goede dood, maar eerst en vooral over een goed leven.
Jezus verkondigde het evangelie van het koninkrijk. In zijn wereld betekende dat: het goede nieuws dat God ingrijpt. En dat betekende: bevrijding, genezing, herstel, recht - in twee woorden: blijdschap en vrede.
Dat betekende niet zozeer "Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw"- alsof het koninkrijk alleen maar het duizendjarig rijk of het hiernamaals is. Als Jezus tegen ons zegt: "Zoek eerst z/mijn koninkrijk en z/mijn gerechtigheid", heeft hij het niet (met een treffend woord van Dallas Willard) over "sin management" op de drempel van de eeuwigheid. Z/mijn koninkrijk zoeken betekent: in het hier en nu leven naar Gods geboden, met zijn beloften en uit zijn kracht. Nu al een nieuwe schepping zijn in de zekerheid dat straks inderdaad alles nieuw wordt. En z/mijn gerechtigheid (het OT tsedakah) heeft veel meer te maken met liefdevolle goedheid (een tsaddiek is een "goed mens") dan met de weegschaal van vrouwe Justitia. Ten onrechte is het evangelie vaak versmald tot louter toegerekende gerechtigheid, en bleef "de vrucht waaraan je boom kent" buiten beschouwing. Symptomatisch daarvoor is Luthers ongemak met de uiterst praktische brief van Jakobus die zo'n sterke echo van de Bergrede is.
Die versmalde evangelie uitleg botst donderend op Jezus' grote gebod en de directe parallel daaraan in Mattheus 25: "Wat je aan de minste van mijn broeders (niet) hebt gedaan, dat heb je (niet) aan Mij gedaan." Jezus leerde zijn discipelen geen dogmatiek maar LEVENslessen die de wereld op zijn kop zetten.
zaterdag 31 mei 2014
zaterdag 10 mei 2014
Zoeken naar God
Jesaja 40-48 spreekt veel over de dwaasheid van zelfgemaakte afgoden. Uit dezelfde eik maak je brandhout en een beeld. Dat moet je dan ook nog vastspijkeren, want anders valt het om. En als er vijanden komen, moet je je god op een lastdier laden en in veiligheid brengen. Mensen die hun goden redden. De dwaasheid ten top. Jesaja's woorden druipen van bijtend sarcasme.
Dallas Willard schrijft in Renovation of the Heart terecht dat wij van onszelf een afgod gemaakt hebben - ons "recht", onze behoeften en begeerten zijn de hoogste maatstaf geworden. Wij zijn ons eigen gouden kalf geworden. Daar staat de zelfverloochening van Christus radicaal tegenover: "Wie zijn kruis niet opneemt, kan mijn discipel niet zijn". Maar dat is geen somber soort zelfverloochening die aanvoelt als zelfkastijding, pijniging of offer. Het is niet het boeddhistisch uitdoven van alle verlangen. Het betekent dat je zó vol bent van het goede en eeuwige van God, dat je graag opgeeft wat je daarbij hindert (Hebr 12:1-2). "Zoek de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn" (Col 3:1v). "Als je oog helder [scherp op één doel gericht] is, zal heel je lichaam verlicht zijn" (Matt 6:22) Zelfverloochening is een zwaar offer als je in wezen nog steeds de waarden van de wereld deelt. Voor wie God kent krijgt alles een ander gewicht."Het is geen dwaas die opgeeft wat hij niet houden kan om te winnen wat hij niet verliezen kan". [Willard citeert ook een oude Methodist: A dancing foot and a praying knee don't grow on the same leg. En dat weet ik nou weer zo net niet. Er is voor alles een tijd onder de hemel, ook voor eten, drinken en vrolijk zijn.]
Ja, zegt Jesaja, U bent een God die zich verborgen houdt. Van Hem geen stenen of houten beelden. Wij zouden alleen maar een god naar ons beeld en onze gelijkenis maken, en daarmee zou alle heiligheid en hoop vervliegen. Maar God spreekt: "Ik heb tot het nakroost van Jakob niet gezegd: zoekt Mij tevergeefs" (Jes 45:19). Het kan tijden lang zo aanvoelen, maar uiteindelijk zal ons zoeken niet tevergeefs zijn. "Wie zoekt zal vinden", is Jezus' belofte. Soms vangt een mens even een glimp op van Gods onverhulde heerlijkheid, zoals Mozes in die rotsspleet op de Sinaï. Op andere momenten ontmoette hij de Eeuwige "van aangezicht tot aangezicht" in de tent buiten het kamp. En als Mozes dan weer -stralend en wel- terug ging naar zijn zware leiderstaken, was de jonge Jozua niet uit die tent weg te slaan. Wat hij aan Mozes zag, dat wilde hij ook.
Zulke mensen die met God wandelden heb ik ook gekend. En door Gods genade wil ik zelf ook zo iemand zijn.
Dallas Willard schrijft in Renovation of the Heart terecht dat wij van onszelf een afgod gemaakt hebben - ons "recht", onze behoeften en begeerten zijn de hoogste maatstaf geworden. Wij zijn ons eigen gouden kalf geworden. Daar staat de zelfverloochening van Christus radicaal tegenover: "Wie zijn kruis niet opneemt, kan mijn discipel niet zijn". Maar dat is geen somber soort zelfverloochening die aanvoelt als zelfkastijding, pijniging of offer. Het is niet het boeddhistisch uitdoven van alle verlangen. Het betekent dat je zó vol bent van het goede en eeuwige van God, dat je graag opgeeft wat je daarbij hindert (Hebr 12:1-2). "Zoek de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn" (Col 3:1v). "Als je oog helder [scherp op één doel gericht] is, zal heel je lichaam verlicht zijn" (Matt 6:22) Zelfverloochening is een zwaar offer als je in wezen nog steeds de waarden van de wereld deelt. Voor wie God kent krijgt alles een ander gewicht."Het is geen dwaas die opgeeft wat hij niet houden kan om te winnen wat hij niet verliezen kan". [Willard citeert ook een oude Methodist: A dancing foot and a praying knee don't grow on the same leg. En dat weet ik nou weer zo net niet. Er is voor alles een tijd onder de hemel, ook voor eten, drinken en vrolijk zijn.]
Ja, zegt Jesaja, U bent een God die zich verborgen houdt. Van Hem geen stenen of houten beelden. Wij zouden alleen maar een god naar ons beeld en onze gelijkenis maken, en daarmee zou alle heiligheid en hoop vervliegen. Maar God spreekt: "Ik heb tot het nakroost van Jakob niet gezegd: zoekt Mij tevergeefs" (Jes 45:19). Het kan tijden lang zo aanvoelen, maar uiteindelijk zal ons zoeken niet tevergeefs zijn. "Wie zoekt zal vinden", is Jezus' belofte. Soms vangt een mens even een glimp op van Gods onverhulde heerlijkheid, zoals Mozes in die rotsspleet op de Sinaï. Op andere momenten ontmoette hij de Eeuwige "van aangezicht tot aangezicht" in de tent buiten het kamp. En als Mozes dan weer -stralend en wel- terug ging naar zijn zware leiderstaken, was de jonge Jozua niet uit die tent weg te slaan. Wat hij aan Mozes zag, dat wilde hij ook.
Zulke mensen die met God wandelden heb ik ook gekend. En door Gods genade wil ik zelf ook zo iemand zijn.
donderdag 1 mei 2014
Wortelen om vrucht te dragen
Het goede nieuws van het koninkrijk omvat de hele schepping en het hele leven. Als christen kan en mag je niet tevreden zijn met "geloven achter de voordeur". Ons geloof is per definitie een publiek geloof. Zoals Paulus het zegt: "De liefde van Christus dringt ons" om als ambassadeurs van de Koning zijn aanbod van vrede, bevrijding en heling te verkondigen. Jezus Messias is de goede herder (een oudtestamentisch beeld van een koning, zoals God de herder van Israël was en is). Hij belooft ons leven en overvloed (Johannes 10:10) - en dat is voor mij werkelijkheid geworden, ook op de diepste punten in mijn leven. Zijn genade en vrede gun ik alle worstelende mensen om me heen.
De donkere kant van het evangelie is dat aan het einde van de tijd de Koning recht zal spreken. Wie Hem in deze wereld heeft afgewezen, wordt zelf afgewezen in de nieuwe wereld die komt. Ik denk dat zo iemand daar zelf ook niet zou willen wezen - in een wereld waar God alles is en in allen. C.S. Lewis schreef al dat de deurknop van de hel alleen aan de binnenkant zit. De ongelovige mens trekt zelf de deur achter zich dicht.Veertig jaar geleden was ik daar zelf ook mee bezig. Ik had God -of beter gezegd: de kerk- bij het grofvuil gezet. Maar ik ontdekte van weeromstuit een gat in mijn ziel dat zich niet liet vullen door boeddhisme (hoe aantrekkelijk ik Zen ook vond), door vurig beleden en gepraktiseerde makrobiotiek of door mystieke religiositeit.

Een beetje gelijk had Marx wel: geloof in God is verslavend. Hoe meer ik Hem leer kennen, hoe meer ik verlang om Hem beter te kennen en nog veel meer op Hem te gaan lijken. Alleen dan kan ik mijn zelfzucht en gemakzucht overwinnen om erop uit gaan en met Jezus mensen te ontmoeten. God is liefdevol en heilig. Hij wil dat zijn volk Hem kent en zijn karakter ademt. Jezus riep zijn eerste discipelen ook om eerst bij Hem te zijn en dan erop uit gestuurd te worden met zijn boodschap (Marcus 3:13-15). Eerst wortelen, dan vrucht dragen. Eerst de liefde leren kennen, dan liefde geven.
Zo heb ik de laatste maanden meermalen gebedswandelingen gemaakt. Niet om straathoeken te zalven, maar om met open ogen te bidden: "Heer, waar en hoe kan ik hier in de stad uw koninkrijk en uw gerechtigheid zoeken? Laat mij de mensen zien met Uw ogen!" Binnenkamer en buitenwereld worden communicerende vaten. Het evangelie van Jezus omvat alles.
Abonneren op:
Posts (Atom)